Commentaar op tekst
De generatiekloof
Onderstaande tekst circuleerde op mijn werkplek, een middelbare
school. Ik heb het een beetje ingekort en vervolgens geëvalueerd :
Ben je geboren voor 1980 ?? Lees dit !!
Hoe is het in godsnaam
mogelijk dat wij als geborenen voor de jaren 80 nog leven?
Volgens de theorieën
anno 2005 zouden we toch al lang dood moeten zijn.
Wij zaten in auto’s
zonder veiligheidsstoeltjes, gordel of airbag.
Onze bedden en
speelgoed waren geschilderd met verf vol lood en cadmium.
Flessen met
gevaarlijke stoffen en alle apotheekflessen konden we gewoon met onze handjes
en beperkte motoriek openen.
Poorten en deuren
gingen gewoon dicht en als je met je vingers er tussen zat dan waren ze weg.
Een helm hadden ze nog
niet eens op een bromfiets, laat staan op een Fiets.
Water dronken we uit
de kraan, niet uit een fles.
Kleur- en smaakstoffen
moeten toen ook al hebben bestaan want zo rood, groen of geel als die limonade
toen was zie je ze nu echt niet meer.
Schoenen waren meestal
ingedragen door broer, zus of neef of zo, en ook je fiets was of te groot of te
klein.
Een fiets had geen
versnellingen en als je band lek was leerde je vader je zo snel mogelijk om hem
zelf te maken.
We gingen ’s morgens
weg van huis en kwamen terug als de straatverlichting aan ging.
Niemand wist waar we
waren in die tussentijd en we hadden geen GSM mee! Het bos of een park was
namelijk een plek om te spelen en geen vieze mannetjes-verzamelplaats.
We aten ook al koekjes
en kregen brood met veel boter en werden toch niet dik.
We dronken uit
dezelfde fles als onze vriendjes en niemand werd er ziek van.
We hadden geen
Playstation, Nintendo, X-box, 64 televisiezenders, videofilms, surround sound,
eigen televisies. Computer of internet.
We hadden vrienden!
De televisiezender
begon pas om 18.00 uur. Dan kwam een uurtje wat leuks voor kinderen en oh wee
als je daarna durfde op te staan om een knopje van een andere zender in te
duwen (die zaten aan het tv-toestel vast).
Pa bepaalde wat en hoe
lang je daarna nog keek.
We hebben ons
gesneden, botten gebroken, tanden uitgevallen en er werd niemand voor naar de
rechter gesleept.
Dat waren gewoon
‘ongelukken’ en soms kreeg je er ook nog zelf een pak slaag voor.
Wij vochten en sloegen
elkaar soms groen en blauw en er was geen volwassene die zich er druk over
maakte, laat staan een lieveheersbeestje die op je jas kroop.
Pedagogisch
verantwoord speelgoed maakten we zelf; met stokken sloegen we naar ballen, we
bouwden zeepkisten en merkten onder aan de berg dat we de rem vergeten waren.
We voetbalden op
straat en alleen wie goed genoeg was mocht meedoen; wie niet goed genoeg was
moest maar blijven kijken en leren omgaan met teleurstellingen.
Op school zaten ook
domme kinderen, zij gingen en kwamen op dezelfde tijd als wij en kregen
dezelfde lessen.
Zij deden soms een
klas nóg een jaar en daarover waren ook geen discussies op ouderavonden.
De meester had altijd
gelijk.
We smeerden onze
boterhammen zelf, met een grote mensen-mes. En als je die vergeten was kon je
op school niks kopen!
Als je de korst niet
at had je een beetje meer honger de rest van de dag.
We gingen met de fiets
naar school, helemaal zelf, ook in de winter! Als je moeder aan de huisdeur nog
naar je zwaaide was je al een watje!
Als je problemen
veroorzaakt had waren je ouders het eens met de politie.
Ze kwamen wèl om je te
halen, maar niet om je er uit te lullen.
Onze daden hadden
consequenties, dat was duidelijk en je kon je niet verstoppen.
Wij hadden vrijheid,
mislukkingen, succes en verantwoordelijkheid.
Wij hebben moeten
leren er mee om te gaan.
Onze generatie heeft
véél mensen voortgebracht die problemen kunnen oplossen, innovatief bezig zijn
en daarbij risico durven nemen en voor de gevolgen in staan.
Nathalie Crapanzano, 2005